
de Hagenees zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [ haxə'nes ] Verbuigingen: Hagenezen (meerv.)
iemand die geboren en getogen is in Den Haag Voorbeelden: 'Hagenezen beheersen het plat Haags, Hagenaren spreken Nederlands.' , 'Hagenaren wonen op het zand, Hagenezen op het veen.'
Gevonden op
https://www.woorden.org/woord/Hagenees

1) Hagenaar 2) Hagenaar (schertsend) 3) Inwoner van ''s-Gravenhage 4) Inwoner van den haag 5) Inwoner van Zuid-Holland
Gevonden op
https://www.mijnwoordenboek.nl/puzzelwoordenboek/Hagenees/1

van Den Haag; uit Den Haag; in Den Haag; behorend bij Hagenaars; kenmerkend voor Hagenaars van een een sportclub, vereniging of andere groep uit Den Haag iemand die afkomstig is uit Den Haag; inwoner van Den Haag iemand die lid of aanhanger is van een sportclub, vereniging of andere groep uit Den Haag Meestal in het meervoud. taalvariëteit die in ...
Gevonden op
https://anw.ivdnt.org/article/Hagenees
Geen exacte overeenkomst gevonden.