harmoniëren werkw. Uitspraak: [ hɑrmoni'jerə(n) ] Afbreekpatroon: har·mo·ni·ë·ren Vervoegingen: harmonieerde (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft geharmonieerd (volt.deelw.) goed bij elkaar passen, op elkaar afgestemd zijn Voorbeelden: 'zachte kleuren die mooi harmoniëren' , 'vijf harmoniërende gebouwen rondom een groen plein' ... Gevonden op https://www.woorden.org/woord/harmoniëren