de harmonica zelfst.naamw. (v.) Afbreekpatroon: har·mo·ni·ca Verbuigingen: harmonica's (meerv.) Verbuigingen: harmonicaatje (verkleinwoord) 1) een trekharmonica Voorbeeld: 'Voor zijn verjaardag kreeg hij een nieuwe harmonica.' 2) een mondharmonica Voorbeeld: 'Die man speelde de hele dag op zijn harmonica.' 3) Gevonden op https://www.woorden.org/woord/harmonica
Let op: Spelling van 1858 een bekend handspeeltuig, muzijkinstrument. Harmonie, overeenstemming van kleuren, ineensmelting van toonen; bijzonder als kunstwoord bij schilders en toonkunstenaars in gebruik; fig., overeenstemming van wil, neigingen, enz. Harmoniëren, overeenstemmen, eendragtig leven. Harm... Gevonden op http://www.dbnl.org/tekst/weil004kuns01_01/
1) klein rechthoekig blaasinstrument dat aan de zijkanten bedekt is met metalen schilden en aan de bovenkant voorzien is van een rooster waaronder zich lamellen bevinden die gaan trillen wanneer er met de mond in dat rooster geblazen wordt, en dat hoofdzakelijk gebruikt wordt in de volksmuziek; mondharmonica 2) muziekinstrument dat b... Gevonden op https://anw.ivdnt.org/article/harmonica
• [muziekinstrument] een trekharmonica. • [muziekinstrument] een mondharmonica. •een zigzagvormig verbindingsstuk. Gevonden op https://nl.wiktionary.org/wiki/harmonica