de Hollander zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [ ˈhɔlɑndər ] Afbreekpatroon: Hol·lan·der Verbuigingen: Hollanders (meerv.) de Holland - se zelfst.naamw. Uitspraak: [ ˈhɔlɑnt - sə ] Afbreekpatroon: Hol·lan·der Verbuigingen: Hollandsen (meerv.) iemand met de Nederlandse nationaliteit Voorbeeld: 'een botte Hollander' Synoniem: Nederlan...
1) Bewoner van West-Nederland 2) Blanda 3) Europeaan 4) Haaksteek 5) Kaaskop 6) Knoop 7) Koeienras 8) Konijnenras 9) Maalbak 10) Maalbak bij papierbereiding 11) Machine in een papierfabriek 12) Machine in papierfabriek 13) Nederlander 14) Nederlandse socioloog 15) Plaats in de Benelux 16) Plaats in Limburg 1) Kaaskop 2) Nederlander 
De overgang van een grote- naar een kleinere maat bij buis wordt een hollander genoemd
1) iemand met de Nederlandse nationaliteit; iemand die behooort tot het Nederlandse volk; iemand die afkomstig is uit Nederland; inwoner van Nederland; Nederlander 2) iemand die afkomstig is uit Noord-Holland of Zuid-Holland; inwoner van de provincies Noord-Holland of Zuid-Holland, het voormalige graafschap Holland
iemand of iets uit Nederland; maal- of roerbak in een papierfabriek; (scheepvaart) haaksteek; (gewestelijk) Hollandse koe
[Let op: Spelling en uitleg uit 1890] (Duits), machine tot het vermalen der lompen bij de papierfabricatie.