het hoofdkantoor zelfst.naamw. Uitspraak: [ 'hoftkɑntor ] Afbreekpatroon: hoofd·kan·toor Verbuigingen: hoofdkantoren (meerv.) 1) gebouw waar de leiding van een bedrijf gevestigd is Voorbeelden: 'winkelketen met hoofdkantoor in Nederland en vestigingen in heel Europa' , 'De directie gebruikt de bovenste verdieping van het hoofdkan...
1) Belangrijkste vestiging 2) Belangrijkste zetel 3) Centraal bureau 4) Centrale 5) Deel van een bedrijf 6) Hoofdkwartier 7) Hoofdpost 8) Hoofdvestiging 9) Hoofdzetel 10) Kantoorgebouw 1) Cb 2) Centrale 3) Hoofdkwartier 4) Hoofdvestiging 5) Hoofdzetel 
kantoor vanwaar de hoogste leiding of directie van een grote organisatie, instelling of onderneming zijn verschillende vestigingen aanstuurt; hoofdvestiging van een organisatie; hoofdzetel
voornaamste kantoor van een instelling
Het kantoor op de hoofdvestiging van de organisatie, van waaruit de aansturing van de kleinere kantoren binnen de organisatie plaatsvindt.