hopen werkw. Uitspraak: [ ˈhopə(n) ] Afbreekpatroon: ho·pen Vervoegingen: hoopte (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft gehoopt (volt.deelw.) wensen of verwachten dat iets dat je wilt zal gebeuren Voorbeelden: 'Ik ben zwanger en hoop op een dochter.' , 'Ik hoop dat hij gauw thuiskomt.' Synoniemen: accumuleren op hopen zetten opeenhopen ... Gevonden op https://www.woorden.org/woord/hopen
graag willen dat het gebeurt vb: ik hoop dat je komt ik had het niet durven hopen [ik had het niet verwacht] het is te hopen [ik hoop het] Gevonden op http://www.muiswerk.nl/mowb/?word=hopen