houwen werkw. Afbreekpatroon: hou·wen Verbuigingen: hieuw Vervoegingen: gehouwen (volt.deelw.) 1) het laten ontstaan door houwen. Voorbeeld: 'De beeldhouwer was in zijn atelier een waar kunstwerk aan het houwen.' 2) iets met een scherp werktuig trachten af te hakken Voorbeeld: 'In de veldslag hieuwen de ridders met ...
1) Afhakken 2) Bedillen 3) Beitelen 4) Hakken 5) Harrewarren 6) Huwen 7) Kappen 8) Omhakken 9) Sabelen 10) Slaan 11) Splijten 12) Uithakken 13) Vellen 14) Vitten 1) Afhakken 2) Beitelen 3) Bits toespreken 4) Delen 5) Hakken 6) Harrewarren 7) Kappen 8) Met een zwaard kappen 9) Omhakken 10) Omhouwen 11) Onbesuisd slaan 12) Sabelen 13) Slaan 14) Slaan met een scherp voorwerp 15) Uithakken 16) Vellen 
hakken (toon de herkomst via de etymologiebank)
slaan, afhakken
slaan, afhakken
Bewerken door het toebrengen van slagen met een zwaar, snijdend instrument.
hakken.