impregneren werkw. Uitspraak: [ ɪmprɛx'nɛrə(n) ] Afbreekpatroon: im·preg·ne·ren Vervoegingen: impregneerde (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft geïmpregneerd (volt.deelw.) met een vloeistof behandelen die helemaal naar binnen trekt Voorbeelden: 'textiel impregneren zodat het waterdicht wordt' , 'hout impregneren met een schimmel... Gevonden op https://woorden.org/woord/impregneren
Het onder druk inbrengen van een houtbeschermingsmiddel, met als doel de duurzaamheid van het hout te verbeteren. Gevonden op https://encyclo.nl/lokaal/10200
Het aanbrengen van een substantie, bijvoorbeeld op textiel of steen, zodat de substantie het materiaal vult, doordrenkt of er grondig in doordringt. Categorie: Procédés en Technieken > additieve- en verbindingsprocédés en -technieken. Gevonden op https://encyclo.nl/lokaal/10491
'Impregneren' is het doordringen van een materiaal met een andere stof. In de context van brandpreventie wordt een brandbaar materiaal behandeld met een brandvertragend middel, zodat het langer duurt voor het vlam vat. Gevonden op https://nl.wikipedia.org/wiki/Impregneren
Impregneren is het doordrenken van een poreuze vaste stof om deze: - te verduurzamen - vochtwerend te maken - onbrandbaar te maken. Gevonden op https://www.joostdevree.nl/i/impregneren