indachtig bijv.naamw. Uitspraak: [ ɪn'dɑxtəx ] Afbreekpatroon: in·dach·tig denkend aan, in het besef van Voorbeelden: 'indachtig de woorden van de minister-president' , 'Indachtig mijn broer, die altijd zei...' ... Gevonden op https://woorden.org/woord/indachtig