jureren werkw. Uitspraak: [ ʒy'rerə(n) ] Afbreekpatroon: ju·re·ren Vervoegingen: jureerde (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft gejureerd (volt.deelw.) bepalen wie de beste is bij een wedstrijd als lid van een jury (1) Voorbeeld: 'Ze deed niet meer mee aan de kampioenschappen, maar ze heeft nog jaren gejureerd.' 2 definities... Gevonden op https://www.woorden.org/woord/jureren