
Spreekwoorden: (1914)
Klaploopen,d.w.z. pannelikken, bij iemand komen op het ogenblik, dat hij aan tafel gaat, in de hoop van ten eten gevraagd te worden; op iemands zak loopen, ook op de klap loopen genoemd. Onder klaploopen kan men verstaan met de klap (mnl. clapspaen, de lazarusklep) loopen, en vandaar bedelen; zie Fo...
Gevonden op
https://www.encyclo.nl/lokaal/10778
Geen exacte overeenkomst gevonden.