
1.snoer of touwtje der deurklink (DB, Te, VD) Voorbeeld: ‘
En toen hij aan 't klinksnoer trok, kreeg hij plotseling de hoop dat ze mogelijks gesloten was’ (Langs Wegen 82) 2.snoer of touwtje aan het einde van een zweep (Lo, Te) Voorbeeld: ‘
Zijn vingers ploosten aan 't klinksnoer van zijn zweep’
Gevonden op
https://www.dbnl.org/tekst/leme001taal02_01/leme001taal02_01_0014.php
Geen exacte overeenkomst gevonden.