1.piepen, knerpen Voorbeeld: ‘Maar ginder boven de blauwstenen tweetrap waagde nu de zware eiken deur en kriepte op haar haakleden’ 2.steunen, klagen, kreunen Voorbeeld: ‘Elk zong zijn eigen liedje of knees zijn kriepende bede’ Gevonden op https://www.dbnl.org/tekst/leme001taal02_01/leme001taal02_01_0014.php