de krik zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: [ krɪk ] Verbuigingen: krikken (meerv.) apparaat waarmee je met weinig inspanning iets zwaars omhoog kunt brengen Voorbeeld: 'bij een lekke autoband je krik gebruiken om het wiel te verwisselen' Synoniemen: dommekracht 
1) Vogel 2) Wagenwip 3) Drank 4) Werktuig 5) Werktuig om een wagen op te vijzelen 6) Vijzel 7) Dommekracht 8) Gereedschap bij bandenpech 9) Jenever 10) Wintertaling 11) Gereedschap bij autopech 12) Autovijzel 13) Aardewind 14) Autohulpstuk 15) Gereedschap 16) Hijswerktuig 17) Brandewijn 18) Karrenknecht 
brandewijn (toon de herkomst via de etymologiebank)
werktuig om een auto een stukje op te tillen vb: schuif de krik onder de auto dan kun je de band verwisselen
hefwerktuig dat zware lasten optilt of ondersteunt, zoals een auto waarvan men een wiel moet vervangen, en dat mechanisch werkt met een getande stang die men met een zwengel omhoogdraait dan wel hydraulisch met een cilinder die men onder druk zet door middel van een hefboom of voetpedaal
Een 'krik' is een voorwerp om zware dingen mee op te tillen. Een 'schaarkrik' is een mechanische krik voor het omhoogbrengen van bijvoorbeeld een auto, zodat een wiel verwisseld kan worden.
[I] dommekracht [II] houtskool
dommekracht