lekken werkw. Uitspraak: [ ˈlɛkə(n) ] Afbreekpatroon: lek·ken Vervoegingen: lekte (verl.tijd enkelv.) 1) een lek (1) hebben Vervoegingen: heeft gelekt (volt.deelw.) Voorbeeld: 'een lekkende kraan' 2) door een onbedoeld gat gaan Vervoegingen: is gelekt (volt.deelw.) Voorbeeld: 'Er lekt water naar binnen.' 3)
1) Afdroppelen 2) Vocht doorlaten 3) Leeglopen 4) Wegvloeien 5) Leken 6) Druppen 7) Druppels doorlaten 8) Druppelen 9) Inwateren 10) Druipen 11) Droppelen 12) Afdruppelen 13) Sijpelen 14) Water doorlaten 15) Doorsijpelen 16) Niet dicht zijn 17) Trenen 
doorlatend zijn (toon de herkomst via de etymologiebank)
van vertrouwelijke informatie
niet dicht zijn
informatie laten uitlekken - Jaar van herkomst: 1984 (GVD )
nationaal inkomen, werkgelegenheid: in de economie (economisch model) zijn het spaarlek, belastinglek en importlek. Als ...
in de economie (economisch model) zijn het spaarlek, belastinglek en importlek. Als gevolg van de lekken is de waarde van de multiplier laag, omdat bij het `inkomensdoorgeefproces` elke keer voor een economie koopkracht weglekt door besparingen, belastingen en importen. Voor een zeer open economie met ook een hoge belastingdruk nadert van de multip...
Het naar buiten brengen van vertrouwelijke informatie