lessen werkw. Uitspraak: [ ˈlɛsə(n) ] Afbreekpatroon: les·sen Vervoegingen: leste (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft gelest (volt.deelw.) 1) lessen nemen in autorijden Voorbeeld: 'Op haar zestigste is ze nog gaan lessen.' 2) je dorst lessen (drinken) 'Na het sporten les ik mijn dorst met een heleboel water.... Gevonden op https://www.woorden.org/woord/lessen