de loefzijde zelfst.naamw. (m.) Verbuigingen: loefzijdes loefzijden Verbuigingen: loefzijdetje de kant waar de wind op staat 
1) Zijde van een schip 2) Windzijde van een schip 3) Windzijde 4) Windkant 
• [scheepvaart] de kant waar de wind op staat.
Def.: zijde waar de wind op staat. Toelichting: Tegenovergestelde: Lijzijde
de zijde waar men naar kijkt wanneer men het gezicht naar de wind draait. Ook loef genoemd.
[Mil. Woordenboek, spelling van 1861 ``Loef, loefzijde, te loevert, loefvloot``] Zie Lij
die kant van een berg waar de wind vandaan komt
De naar de windrichting toe gekeerde zijde.
Kant ben ren gebergte waar meestal de wind vandaan komt, waardoor hier de meeste valt.
Zijde 'boven' de wind ('in' de wind), windzijde.
Zijde 'boven' de wind ('in' de wind), windzijde.