machtigen werkw. Uitspraak: [ 'mɑxtəxə(n) ] Afbreekpatroon: mach·ti·gen Vervoegingen: machtigde (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft gemachtigd (volt.deelw.) officieel toestemming geven om iets namens jou te doen Voorbeeld: 'Omdat ik met vakantie ging, had ik mijn broer gemachtigd om voor mij te stemmen.' Synoniemen: autoriseren 
1) Mandateren 2) De bevoegdheid geven 3) Volmachten geven 4) De nodige volmacht geven 5) Autoriseren 
volmacht geven
Hieronder vallen onder meer machtigingen waarmee de bevoegdheid wordt verleend om een bepaalde taak of opdracht uit te voeren en documenten waarmee personen worden aangesteld of in dienst genomen om een bepaalde taak uit te voeren.
volmacht geven (toon de herkomst via de etymologiebank)
het recht geven het in jouw plaats te doen vb: ik heb hem gemachtigd om voor mij te stemmen
•aan iemand anders het recht overdragen in je naam te handelen.
Machtigen is iemand bevoegdheid geven namens hem of haar te handelen. [basiswoordenlijst groep 8]