de mama zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [ 'mɑma ] Afbreekpatroon: ma·ma Verbuigingen: mama's (meerv.) moeder, meestal als aanspreekvorm Voorbeelden: 'Mama, wil je me voorlezen?' , 'Alle mama's en papa's stonden te wachten bij de school.' Synoniemen: ma mam mamma mammie mams moe moeder 
1) Ma 2) Nummer van Jan Smit 3) Moesje 4) Nummer van BZN 5) Zorgende ouder 6) Familielid 7) Babyverzorgster 8) Maatje 9) Mam 10) Mamma 11) Mammie 12) Mams 13) Moeder 14) Moe 15) Gezinslid 
vrouw in relatie tot het kind of de kinderen die zij heeft voortgebracht; moeder; mam Ook als aanspreking.
moeder
moeder (toon de herkomst via de etymologiebank)
vrouw die een of meer kinderen gekregen heeft vb: heb je het aan je mama gevraagd? Synoniemen: ma moeder mam Tegenstellingen: pa papa vader
•informele benaming voor moeder door haar kind.
moeder