de marlspijker zelfst.naamw. (m.) Afbreekpatroon: marl·spij·ker Verbuigingen: marlspijkers (meerv.) Verbuigingen: marlspijkertje (verkleinwoord) een bij het touwsplitsen gebruikte priem om er ruimte tussen de strengen mee te maken . 2 definities... Gevonden op https://www.woorden.org/woord/marlspijker