mechaniseren werkw. Uitspraak: [ mexani'zerə(n) ] Afbreekpatroon: me·cha·ni·se·ren Vervoegingen: mechaniseerde (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft gemechaniseerd (volt.deelw.) ervoor zorgen dat machines het werk doen Voorbeeld: 'De landbouw is volledig gemechaniseerd.' 
1) Machinaal maken 
Het werk dat mensen of dieren deden, door machines laten doen. Bijvoorbeeld het oogsten mechaniseren. 
Het vervangen van menselijke arbeid door arbeid geleverd door (niet zelfsturende) machines
Het vervangen van arbeidsintensieve productieprocessen door kapitaalintensieve productieprocessen. Arbeiders worden vervangen door machines waardoor de arbeidsproductiviteit stijgt.
[Let op: mogelijk oud Nederlands van 1400-1800] mechaniseren, hoetelen?, handwerken