
Spreekwoorden: (1914)
Iets met scheele ogen aanzien,iets met nijd en afgunst aanzien. Het adjectief scheel heeft hier de beteekenis van scheef; vgl. zndl. scheels, zijlings; Zaansch: scheel vouwen, scheef vouwen; hd. scheel in 't opperd. = schief. De uitdr. komt sedert de 17<sup>de<-sup> eeuw voor. Zie Ndl. W...
Gevonden op
https://www.encyclo.nl/lokaal/10778

Spreekwoorden: (1914)
Iets met scheele ogen aanzien,iets met nijd en afgunst aanzien. Het adjectief scheel heeft hier de beteekenis van scheef; vgl. zndl. scheels, zijlings; Zaansch: scheel vouwen, scheef vouwen; hd. scheel in 't opperd. = schief. De uitdr. komt sedert de 17<sup>de<-sup> eeuw voor. Zie Ndl. W...
Gevonden op
https://www.encyclo.nl/lokaal/10778
Geen exacte overeenkomst gevonden.