de Nieuw-Zeelander zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [ niw'zelɑndər ] Afbreekpatroon: Nieuw-Zee·lan·der Verbuigingen: Nieuw-Zeelanders (meerv.) de NieuwZeeland - se zelfst.naamw. Uitspraak: [ niw'zelɑnt - sə ] Afbreekpatroon: Nieuw-Zee·lan·der Verbuigingen: Nieuw-Zeelandsen (meerv.) Voorbeeld: 'iemand met de Nieuw-Zeelandse nationalit... de Nieuw-Zeelander zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [ niw'zelɑndər ] Afbreekpatroon: Nieuw-Zee·lan·der Verbuigingen: Nieuw-Zeelanders (meerv.) de NieuwZeeland - se zelfst.naamw. Uitspraak: [ niw'zelɑnt - sə ] Afbreekpatroon: Nieuw-Zee·lan·der Verbuigingen: Nieuw-Zeelandsen (meerv.) Voorbeeld: 'iemand met de Nieuw-Zeelandse nationalit...
1) Inwoner van Nieuw-Zeeland 2) Inwoner van Oceanië 1) Inwoner van Nieuw-Zeeland 2) Inwoner van Oceanië 
ìemand met de Nieuw-Zeelandse nationaliteit; iemand die behoort tot het Nieuw-Zeelandse volk; iemand die afkomstig is uit Nieuw-Zeeland; inwoner van Nieuw-Zeelandìemand met de Nieuw-Zeelandse nationaliteit; iemand die behoort tot het Nieuw-Zeelandse volk; iemand die afkomstig is uit Nieuw-Zeeland; inwoner van Nieuw-Zeeland