nivelleren werkw. Uitspraak: [ nivɛ'lerə(n) ] Afbreekpatroon: ni·vel·le·ren Vervoegingen: nivelleerde (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft genivelleerd (volt.deelw.) verschillen verkleinen Voorbeeld: 'Ons belastingsysteem werkt nivellerend: hoe meer je verdient, hoe hoger het percentage.' Synoniemen: gelijkmaken vlak maken 9 definit...
1) Afvlakken 2) Effenen 3) Gelijk maken 4) Gelijkmaken 5) Op hetzelfde niveau brengen 6) Op hetzelfde peil brengen 7) Vervlakken 8) Waterpas maken 9) Waterpassen 1) Afvlakken 2) Gelijkmaken 3) Rechtmaken 4) Vervlakken 
[Mil. Woordenboek, spelling van 1861 ``Nivelleren``] Zie Waterpassen
gelijkmaken, op hetzelfde niveau brengen (toon de herkomst via de etymologiebank)
Het verkleinen van de grote verschillen tussen de mensen onderling, bijvoorbeeld inkomen of scholing.
1) de grond of bodem vlakmaken; niveauverschillen wegwerken; egaliseren; gelijkmaken 2) een fysisch proces, bv. een verplaatsing van lucht of water, gelijkmatiger doen verlopen en zodoende de kracht ervan temperen 3) iets of iemand op een zelfde niveau brengen door de verschillen tussen personen of zaken kleiner te maken; de e...
op één peil brengen
is het verkleinen van de inkomensverschillen. De inkomensverdeling is dan gelijkmatiger geworden..
is het verkleinen van de inkomensverschillen. De inkomensverdeling is dan gelijkmatiger geworden(uit: begrippenlijst economie, 2002)
Door verlenging van de duur van activiteiten, vertraging van activiteiten of door het inzetten van extra capaciteit bereiken dat overbelasting van een bron wordt opgeheven.