on·ver·bid·de·lijk bn, bw niet over te halen
onverbiddelijk bijv.naamw. Uitspraak: [ ɔnvərˈbɪdələk ] Afbreekpatroon: on·ver·bid·de·lijk vasthoudend aan een besluit Synoniem: vastbesloten Synoniemen: genadeloos keihard meedogenloos onbuigzaam onverbiddelijke onvermurwbaar onverzoenlijk vastbesloten 4 definities...
1) Gegarandeerd 2) Genadeloos 3) Gestreng 4) Gestrengelijk 5) Inexorabel 6) Inflexibel 7) Meedogenloos 8) Onafwendbaar 9) Onbeweeglijk 10) Onbuigzaam 11) Ongenadig 12) Onverbiddelijke 13) Onvermurwbaar 14) Onvermijdelijk 15) Onverzoenlijk 16) Onweerspreekbaar 17) Rigide 18) Rigoureus 19) Rigoureus 20) Streng 1) Genadeloos 2) Gestreng 3) Hardvochtig 4) Inexorabel 5) Keihard 6) Meedogenloos 7) Onbeweeglijk 8) Onbuigzaam 9) Onomkoopbaar 10) Onverbiddelijke 11) Onvermurwbaar 12) Onverwurwbaar 13) Onverzoenlijk 14) Onweerspreekbaar 15) Rigide 16) Rigoureus 17) Sévère 18) Streng 19) Vastbesloten 20) Versteend 
wie zich strak aan de regels houdt en niet toegeeft vb: pap was onverbiddelijk, we mochten niet naar de disco Synoniem: streng Tegenstelling: mild
•niet geneigd om zich door smeekbeden tot andere handelwijze te laten bewegen.
niet over te halen