on·ver·bid·de·lijk bn, bw niet over te halen
onverbiddelijk bijv.naamw. Uitspraak: [ ɔnvərˈbɪdələk ] Afbreekpatroon: on·ver·bid·de·lijk vasthoudend aan een besluit Synoniem: vastbesloten Synoniemen: genadeloos keihard meedogenloos onbuigzaam onverbiddelijke onvermurwbaar onverzoenlijk vastbesloten 
1) Inexorabel 2) Versteend 3) Hardvochtig 4) Vastbesloten 5) Meedogenloos 6) Rigide 7) Rigoureus 8) Keihard 9) Streng 10) Onverzoenlijk 11) Onomkoopbaar 12) Onverbiddelijke 13) Onvermurwbaar 14) Genadeloos 15) Gestreng 16) Onverwurwbaar 17) Wreed 18) Onweerspreekbaar 19) Onbeweeglijk 20) Onbuigzaam 
wie zich strak aan de regels houdt en niet toegeeft vb: pap was onverbiddelijk, we mochten niet naar de disco Synoniem: streng Tegenstelling: mild
•niet geneigd om zich door smeekbeden tot andere handelwijze te laten bewegen.
niet over te halen
Onverbiddelijk is genadeloos, onvermurwbaar. [basiswoordenlijst groep 7]