[Let op: Spelling en uitleg uit 1890] landstreek in den Bijbel herhaaldelijk genoemd, 1 Kon. IX:28; X:11; 2 Kron. VIII:18; IX:10, vanwaar de oude Israëlieten apen, pauwen, elpenbeen, edelgesteenten, zilver, en vooral goud haalden. In de Septuag. Soeph(e)ir, Sooph(e)ir, Soophára = Indië... Gevonden op https://dbnl.org/tekst/beer004woor01_01/beer004woor01_01_0019.php