
opspringen, opvliegen, haastig weglopen - Voorbeeld: ‘
Nuchtere speitkerten die, als ze jonkheden ontwaarden, de schrik in 't lijf kregen en opschromden lijk schuwe veugels’ - Voorbeeld: ‘
Hij kittelde met 't stropijl in 't blote van Romme's voorovergebogen nek. Zij schormde verschrikt op en schreeuwde’
Gevonden op
https://www.dbnl.org/tekst/leme001taal02_01/leme001taal02_01_0018.php
Geen exacte overeenkomst gevonden.