opvaren werkw. Afbreekpatroon: op·va·ren Verbuigingen: voer op Vervoegingen: opgevaren (volt.deelw.) 1) een groot water, bijvoorbeeld een zee of oceaan gaan bevaren Voorbeeld: 'Zij voeren bij Hoek van Holland de Noordzee op.' 2) een rivier stroomopwaarts bevaren Voorbeeld: 'Zij voeren de rivier de Neuse op.' . 3 de...
1) Opstijgen 2) Verdienen 1) Stroomopwaarts gaan 2) Stroomopwaarts varen 
•een rivier stroomopwaarts bevaren. •een groot water, bijvoorbeeld een zee of oceaan gaan bevaren. (+audio)
1> naar een brug, sluis of andere engte varen, daarbij rekening houdend met het feit dat men misschien nog even moet wachten, voordat men kan invaren. Ook opstomen genoemd. 2> tegen de stroom in varen. Zie ook neervaren. 3> naast een ander vaartuig blijven varen. 4> met zo min mogelijk onderhoud en onkosten blijven varen tot het niet meer k...