overwegen werkw. Uitspraak: [ ovərˈwexə(n) ] Afbreekpatroon: over·we·gen Vervoegingen: overwoog (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft overwogen (volt.deelw.) nadenken of je iets wilt doen of niet Voorbeeld: 'overwegen je te laten omscholen tot meubelmaker' Synoniemen: afwegen bekijken beraadslagen beschouwen considereren denken in o...
1) Inzien 2) Aanschouwen 3) Overleg 4) Zinnen op 5) Wikken 6) Aanzien 7) Bezinnen 8) Bekijken 9) Diep nadenken 10) Kijken naar 11) Beraadslagen 12) Rumineren 13) Bezien 14) Bespiegelen 15) Beschouwen 16) Overdenken 17) Berekenen 18) Overheersen 19) Beramen 20) Reflecteren 21) Nadenken over 22) Nadenken 
Meer beleggen in een aandeel, sector of land dan volgens de index of benchmark normaal zou zijn.
Meer beleggen in een aandeel, sector of land dan volgens de index of benchmark normaal zou zijn.
Overwegen is meer beleggen in een aandeel, sector of land dan volgens de index of norm normaal is.
Aandeel, sector of land meer laten meetellen in een beleggingsportefeuille dan volgens de index of benchmark normaal zou zijn.
We spreken van overwegen als we een aandeel, sector of land meer laten meetellen in een beleggingsportefeuille dan volgens de index of een benchmark normaal zou zijn.
voor- en nadelen afwegen vb: ik heb het voorstel overwogen
• de voor- en nadelen bezien alvorens een beslissing te nemen
nadenken, de balans opmaken
Overwegen is voor een beslissing staan; voor- en nadelen toetsen. [basiswoordenlijst groep 6]