poepen werkw. Uitspraak: [ ˈpupə(n) ] Afbreekpatroon: poe·pen Vervoegingen: poepte (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft gepoept (volt.deelw.) 1) ontlasting uit je darmen laten komen Voorbeeld: 'Ik moet heel nodig poepen!.' 2) seks hebben Voorbeeld: 'voor de eerste keer poepen' Synoniem: neuken Synoniemen: bere...
1) Drukken 2) Ontlasting afnemen 3) Kleien 4) Neuken 5) Beren 6) Uitscheiden 7) Schijten 8) Ontlasten 9) Kakken 10) Drol draaien 
zijn gevoeg doen
Vlaams voor het Nederlandse woord ` neuken`
onverteerd voedsel door je anus naar buiten laten komen vb: ik ga naar de WC om te poepen Synoniem: drukken
•poep uitwerpen, zijn behoefte doen. • [archaïsch] winden laten. •"(gewestelijk)" bevallen. •"(België)" geslachtsgemeenschap hebben "(indien overgankelijk: "met [een vrouw]").
zijn gevoeg doen; (Vlaams) copuleren
[Let op: mogelijk oud Nederlands van 1400-1800] afkomstig van büben, Duits voor “jongen”, ook hannekemaaiers ( grasmaaiers uit Duitsland)