raspen werkw. Uitspraak: [ 'rɑspə(n) ] Afbreekpatroon: ras·pen Vervoegingen: raspte (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft geraspt (volt.deelw.) met een rasp de harde buitenkant van iets afschrapen Voorbeeld: 'Rasp de sinaasappel en roer het sap en de geraspte schil door de room.' Synoniemen: fijnwrijven krassen schaven schuren vijlen 4... Gevonden op https://www.woorden.org/woord/raspen