[Let op: Spelling en uitleg uit 1890] (Mauriksche -) scheldnaam van de ingezetenen van het Gelderse dorp Maurik, dewijl 's winters vele armen den Rijn overtrekken om
riet te gaan snijden, dat zij met een ortje (krom snoeimes) als
pikken.
Gevonden op
https://www.dbnl.org/tekst/beer004woor01_01/beer004woor01_01_0022.php
Geen exacte overeenkomst gevonden.