sappig bijv.naamw. Uitspraak: [ ˈsɑpəx ] Afbreekpatroon: sap·pig 1) (van een vrucht) met veel sap Voorbeeld: 'een sappige peer' 2) (van een verhaal) met veel interessante details Voorbeeld: 'sappige verhalen over geheime ontmoetingen' Synoniem: smeuïg Synoniemen: levendig mals smeuïg vruchtbaar 
1) Levendig 2) Mals 3) Vol vocht 4) Vol sap 5) Vochtrijk 6) Vlezig 7) Vochtbevattend 8) Saprijk 9) Vocht bevattend 10) Moerassig 11) Zijp 12) Niet droog 13) Zompig 14) Vet 15) Smeuïg 16) Smakelijk 17) Succulent 18) Sijp 19) Fleurig 20) Welig 21) Week 22) Rijk aan vocht 
met veel vocht vb: deze peer is erg sappig
Lekker
rijk aan sap
[slang] sappig; sweetlanus = lekker
Indruk zowel in de geur als smaak die sterk doet denken aan sappig en rijp fruit. Meestal zijn het wijnen die jong het beste smaken en daarom ook veel fruit bezitten. Sappig en soepel gaan vaak samen. Meestal zijn ze gemakkelijk drinkbaar en worden ze door een groot publiek lekker gevonden. Het zijn geen wijnen waar men veel moeite voor hoeft te do...