schavelen werkw. Afbreekpatroon: scha·ve·len Verbuigingen: schaveelde Vervoegingen: geschaveeld (volt.deelw.) , het almaar langs elkaar wrijven van touw of zeil waardoor snel slijtplekken ontstaan Voorbeeld: 'Waar de fok steeds langs de stag schaveelt, omwikkelen we de stag met een smarting.' . Synoniemen: schavielen 3 definities... Gevonden op https://www.woorden.org/woord/schavelen
schikken, in orde brengen - Voorbeeld: ‘Bakken en hokken (had hij) geschaveeld voor de konijnen’ - Voorbeeld: ‘Eertijds was het tussen die twee hemeltjes-zoet, kinders voor elkaar in de wieg gelegd, - Koornaerts zuster had het geschaveeld’ Gevonden op https://www.dbnl.org/tekst/leme001taal02_01/leme001taal02_01_0021.php