scheef (en drukkend, wegend, zwaar), hellend - Voorbeeld: ‘En dan bleef hij dat dom vertoon staan bezien: die scheefwegende kap met doorzakte veurst en de schouw die daarboven uitstak’ (Langs Wegen 110) Gevonden op https://www.dbnl.org/tekst/leme001taal02_01/leme001taal02_01_0021.php