
Spreekwoorden: (1914)
Schuin(s)marcheerder,zwierbol, doordraaier, een raar heer; iemand die den rechten weg niet bewandelt, die schuine gangen, slinksche wegen gaat (op seksueel gebied). Zie P.K. 109 en Nkr. II, 6 Dec. p. 5.
Gevonden op
https://www.encyclo.nl/lokaal/10778
Geen exacte overeenkomst gevonden.