I de senior zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [ ˈsenijɔr ] Afbreekpatroon: se·ni·or 1) iemand die tot de oudere generatie behoort Voorbeelden: 'seniorenwoning' , 'Door de vergrijzing is de markt van producten voor senioren sterk toegenomen.' Antoniem: jongere 2) sporter die ouder is dan een junior sport ... Gevonden op https://www.woorden.org/woord/senior
Let op: Spelling van 1858 de oudere, oudste. Senioriaat, het ambt en de waardigheid van oudste; opvolging naar ouderdom; ook het voorregt des oudsten bij erfenissen. Seniores, de oudsten Gevonden op https://www.dbnl.org/tekst/weil004kuns01_01/