de slijtage zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [ slɛiˈtaʒə ] Afbreekpatroon: slij·ta·ge proces van slijten (1) Voorbeelden: 'slijtage van je knieën doordat je te dik bent' , 'Je kleren zijn aan slijtage onderhevig.' Synoniemen: achteruitgang slijting 
1) Slijtplek 2) Gebruikssporen 3) Aftakeling 4) Slijting 5) Usuur 6) Sleet 7) Achteruitgang 8) Kwaliteitsvermindering door gebruik 9) Afslijting 
Het slijten van een coating door wrijving, schuren, erosie, schrapen of schoonmaken met agressieve schoonmaakmiddelen.
mate waarin iets slijt
Beschadiging of achteruitgang die zich geleidelijk manifesteert als gevolg van voortdurend gebruik of blootstelling; meestal een geleidelijke aantasting als gevolg van wrijven, schuren of wassen.
Schade aan het materiaaloppervlak door het weghalen van materiaal door de beweging van oppervlakken langs elkaar.
het kapotgaan door gebruik
mate waarin iets slijt (toon de herkomst via de etymologiebank)
'Slijtage' is het (ongewenst) eroderen van materiaal door een actie van een ander lichaam.
[INDUSTRIËLE EN HYDRAULISCHE SLANGEN] Uitwendige beschadiging aan een slang als gevolg van wrijving tegen een grof, ruw of scherp oppervlak.