de sprinkhaan zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [ 'sprɪŋkhan ] Afbreekpatroon: sprink·haan Verbuigingen: sprinkhanen (meerv.) groen insect met lange achterpoten dat heel goed kan springen Voorbeeld: 'Sprinkhanen vreten alles kaal.' magere sprinkhaan (mager persoon) 'na de vakantie niet bepaald als magere sprinkhanen thuiskomen' 
1) Dier 2) Tropisch insect 3) Lang mager mens 4) Hooiwipper 5) Rechtvleugelig insect 6) Vaak biddend insect 7) Opspringend insect 8) Mager persoon 9) Insect 10) Springend insect 11) Schadelijk insect 12) Walang 13) Schraal mens 14) Orthoptera 
insect uit de groep van rechtvleugeligen (Orthoptera) dat meestal groen van kleur is, ver kan springen met zijn goed ontwikkelde achterpoten en dat een tsjirpend geluid kan maken door een achterpoot over de vleugel te wrijven inhalig persoon of inhalige onderneming die zonder enig moreel besef op winstbejag uit is; inhalige belegger die rücksichts...
[Mil. Woordenboek, spelling van 1861 ``Sprinkhaan``] Eene ijzeren affuit voor sein- of saluutschoten op dijkposten, maar niet voor ernstig gebruik geschikt
insect
insect van het geslacht Locusta (toon de herkomst via de etymologiebank)
insect met lange achterpoten waarmee hij ver kan springen vb: die avond hoorden we het getjilp van de sprinkhaan
• [dierkunde] een insect van de Orthoptera-orde, de meeste produceren geluid door de vleugels langs de achterpoten te wrijven, zij kunnen zeer ver springen.
insect