stormen werkw. Uitspraak: [ ˈstɔrmə(n) ] Afbreekpatroon: stor·men Vervoegingen: stormde (verl.tijd enkelv.) 1) erg hard waaien Vervoegingen: heeft gestormd (volt.deelw.) Voorbeeld: 'Het heeft vannacht zwaar gestormd.' 2) erg hard lopen Vervoegingen: is gestormd (volt.deelw.) Voorbeeld: 'naar buiten stormen als j...
1) Wild rennen 2) Met kracht waaien 3) Hardlopen 4) Hard waaien 5) SNEL RENNEN 6) Razen 7) Hevig waaien 8) Sterke winden 9) Zeer hard waaien 10) Pluizen 11) Tempeesten 12) Vlug lopen 13) Waaien 
hard waaien
hard waaien (toon de herkomst via de etymologiebank)
heel hard waaien vb: als het stormt kun je geen paraplu gebruiken
• [onpr] [meteorologie] bijzonder sterk waaien. • [erga] bijzonder snel bewegen.
Stormen is woest op iemand of iets afrennen. [basiswoordenlijst groep 4]
Hevige atmosferische storingen die gepaard gaan met wind en meestal ook met regen, sneeuw, ijzel of hagel.