
thuiswerken werkw. Uitspraak: [ 'tœyswɛrkə(n) ] Afbreekpatroon: thuis·wer·ken Vervoegingen: werkte thuis (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft thuisgewerkt (volt.deelw.)
je werk van thuis uit doen Voorbeeld: 'twee dagen per week thuiswerken om meer tijd te hebben om voor je kinderen te zorgen' 1 definitie...
Gevonden op
https://www.woorden.org/woord/thuiswerken

Het toerusten van medewerkers met telecommunicatiemiddelen zodat ze thuis kunnen werken voor 'de zaak'.
Gevonden op
https://www.encyclo.nl/lokaal/11557
Geen exacte overeenkomst gevonden.