thuiswerken werkw. Uitspraak: [ 'tœyswɛrkə(n) ] Afbreekpatroon: thuis·wer·ken Vervoegingen: werkte thuis (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft thuisgewerkt (volt.deelw.) je werk van thuis uit doen Voorbeeld: 'twee dagen per week thuiswerken om meer tijd te hebben om voor je kinderen te zorgen' ... Gevonden op https://woorden.org/woord/thuiswerken