transformeren werkw. Uitspraak: [ trɑnsfɔr'mərə(n) ] Afbreekpatroon: trans·for·me·ren Vervoegingen: transformeerde (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft getransformeerd (volt.deelw.) omzetten in een andere vorm Voorbeelden: 'belemmerende gedachten transformeren in positieve energie' , 'foto's transformeren naar een kleiner formaat...
1) Veranderen van gedaante 2) Vervormen 3) Omvormen 4) Hervormen 5) Van gedaante veranderen 
een andere vorm geven
een andere vorm geven (toon de herkomst via de etymologiebank)
het omzetten in een andere vorm vb: de elektriciteit wordt hiermee getransformeerd in een andere spanning
(Eng: transform (to)) 1. De spanning van een stroom of het type van de stroom (wissel stroom of gelijkstroom) veranderen. 2. De vorm van gegevens, maar niet de inhoud ervan veranderen.
(Eng: transform (to)) 1. Het veranderen van gegevens in hun wijze van voorstelling of indeling zonder de betekenis ervan aan te tasten. 2. Het veranderen van de toestand, de voorstelling, het gedrag of de vorm van iets. 3. Het veranderen van een beeld op een beeldscherm door het wijzigen van de schaal of door het wentelen van dat beeld om ee...
[Let op: mogelijk oud Nederlands van 1400-1800] gedaante veranderen, vervormen
Het herleiden van woorden. 
Systematische, rekenkundige bewerking van de uitkomsten.