traineren werkw. Uitspraak: [ trɛ'nerə(n) ] Afbreekpatroon: trai·ne·ren Vervoegingen: traineerde (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft getraineerd (volt.deelw.) opzettelijk vertragen Voorbeelden: 'het verwijt dat de Eerste Kamer wetgeving traineert door een wetsvoorstel niet in stemming te willen brengen' , 'onderhandelingen traineren... Gevonden op https://www.woorden.org/woord/traineren