Let op: Spelling van 1858 Triomf, de zege, overwinning, zegepraal; ook het overwinningsfeest. Triumpheren, zegepralen, juichen; ook eenen zegepralenden intogt houden. Triumphant, zegepralend, juichend Gevonden op https://dbnl.org/tekst/weil004kuns01_01/