de trut zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: [ trʏt ] Verbuigingen: trutten (meerv.) 1) <scheldwoord voor een vrouw> Voorbeelden: 'een dikke trut' , 'Stomme trut!' , 'een trut van een vrouw' Synoniemen: : kuttenkop, muts 2) vagina vulgair Synoniem: kut Synoniemen: griet takkewijf tro troel troela 
1) Takkewijf 2) Griet 3) Totebel 4) Onelegante saaie vrouw 5) Akelig kind 6) Akelig meisje 7) Domme vrouw 8) Troela 9) Sullige vrouw 10) Ingebeeld meisje 11) Zeurig vrouwspersoon 12) Zeurig persoon 13) Vervelend meisje 14) Boerentrien 
zeurderige vrouw (toon de herkomst via de etymologiebank)
(Amsterdams) domme vrouw(Amsterdams) vrouwelijk geslachtsdeel
scheldwoord voor stijf of vervelend meisje vb: die trut wilde weer niet naar de disco
vrouwelijke schaamdelen
zeurderige vrouw