uitschreeuwen werkw. Uitspraak: [ 'œytsxrewə(n) ] Afbreekpatroon: uit·schreeu·wen Vervoegingen: schreeuwde uit (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft uitgeschreeuwd (volt.deelw.) hard schreeuwen Voorbeeld: 'De betogers schreeuwen uit 'weg met de president'.' het uitschreeuwen van de pijn (erg veel pijn hebben en dat uiten) Synoniemen: ... Gevonden op https://www.woorden.org/woord/uitschreeuwen