verergeren werkw. Uitspraak: [ vərˈɛrxərə(n) ] Afbreekpatroon: ver·er·ge·ren Vervoegingen: verergerde (verl.tijd enkelv.) 1) erger maken Vervoegingen: heeft verergerd (volt.deelw.) Voorbeeld: 'Roken verergert de klachten.' 2) erger worden Vervoegingen: is verergerd (volt.deelw.) Voorbeeld: 'De situatie is ver...
1) Aandikken 2) Aanstoken 3) Aggravatie 4) Altereren 5) Dramatiseren 6) Escaleren 7) Prikkelen 8) Verslechteren 1) Aandikken 2) Aanstoken 3) Altereren 4) Inetteren 5) Pejoreren 6) Prikkelen 7) Slechter worden 8) Toenemen 9) Verhevigen 10) Verslechteren 11) Verslimmeren 12) Verzwaren 
beschadigd of minderwaardig worden, bijvoorbeeld specerijen door waterschade. Zie Verdam-Verwijs op argeren. III: slijten, verzwakken of bederven [ook: argeren].
erger worden vb: de toestand van de zieke is alleen maar verergerd
erger maken, worden; (verouderd) schaden, verontwaardigd worden
ergeren - Voorbeeld: ‘Hoe 't met de verhoudingen in dat gezin gesteld is, daar geraakt een gewoon sterveling niet wijs uit, doch alles geschiedt er zonder kwaad inzicht en met de beste bedoelingen, zodat er niemand door verergerd wordt en alles best afloopt’