visiteren werkw. Uitspraak: [ vizi'terə(n) ] Afbreekpatroon: vi·si·te·ren Vervoegingen: visiteerde (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft gevisiteerd (volt.deelw.) (iets) officieel onderzoeken of inspecteren Voorbeeld: 'Op de luchthaven wordt de bagage van toeristen gevisiteerd.' Synoniemen: bezoeken fouilleren 
1) Doorzoeken 2) Bezoeken 3) Inspecteren 4) Bezichtigen 5) Over de vloer komen 6) Lijfelijk onderzoeken 7) Fouilleren 8) Onderzoeken 9) Aan den lijve onderzoeken 
Een medewerker in de gevangenis bekijkt of de persoon iets bij zich heeft dat in de gevangenis verboden is. De persoon moet zich dan helemaal uitkleden zodat goed gekeken kan worden of hij/zij niets verborgen houdt. Dit gebeurt als een persoon de gevangenis in gaat of terug komt van verlof.
[Mil. Woordenboek, spelling van 1861 ``Visiteren``] De wachten, de kwartieren, enz. visiteren, ze bezoeken om zich te overtuigen, dat aldaar alles in orde is. Visiteerpatrouilles. Zie Veiligheidsdienst
bezoeken, onderzoeken
onderzoeken, inspecteren (toon de herkomst via de etymologiebank)
strafprocesrecht: onderzoek aan of in lichaam of kleding van de verdachte als tegen hem ernstige bezwaren bestaan en dit ...
bezoeken, onderzoeken
[Let op: mogelijk oud Nederlands van 1400-1800] bezoeken, bezichtigen