
wederga(de) - Voorbeeld: ‘
Waar hij er nu over nadacht, scheen het Kasteele een eeuwigheid geleden dat oom Teunis en moeie Tekla hier op d'hofstede geleefd hadden. Was hij nu zelf niet de weerspleet van zijn oom?’ - Voorbeeld: ‘
Zij denkt aan haar oudste zoon - de weersplete van zijn vader’
Gevonden op
https://www.dbnl.org/tekst/leme001taal02_01/leme001taal02_01_0025.php
Geen exacte overeenkomst gevonden.