zoomen werkw. Afbreekpatroon: ' zoo - men Herkomst: «Engels Vervoegingen: zoomde (verl.tijd ) Vervoegingen: gezoomd (volt.deelw.) een zoomlens gebruiken fotografie film Voorbeeld: 'Wil je de achtergrond aanpassen, dan gebruik je je lens voor het zoomen.' Synoniemen: : inzoomen, uitzoomen Zie ook: zoom Gevonden op https://www.woorden.org/woord/zoomen
bij filmen of fotograferen met een zoomlens het geprojecteerde beeld dichterbij halen (inzoomen) of verderaf brengen (uitzoomen); een zoomlens gebruiken de inhoud van een webpagina, een document e.d. op een beeldscherm vergroten of verkleinen videobellen met het digitale vergaderprogramma Zoom, kort voor Zoom Meetings; videobellen met de app Zoom K... Gevonden op https://anw.ivdnt.org/article/zoomen